Hooghangend fruit

Afgelopen week kwam ik door een blog van Tim Kroesbergen (inclusie & toegankelijkheidsspecialist) op de website van Rebecca ter Mors terecht. Een blog die mij daar opviel ging over inclusie in het onderwijs. De strekking: door corona hebben we online onderwijs zien werken, een vorm die hoognodig moet blijven bestaan naast fysiek onderwijs als we onderwijs toegankelijker willen maken. Ik wil daar zelfs een stap verder in gaan: toegankelijkheid moet de absolute basisvoorwaarde zijn voor post-corona onderwijs.

En dat het onderwijs toegankelijker kan en moet lijkt geen twijfel over te bestaan. Te pas en te onpas wordt de hippe onderwijsterm ‘Passend Onderwijs’ rondgeslingerd als gouden oplossing, om vervolgens als een vis op het droge naar lucht te happen. Want een populaire doelstelling roepen is makkelijk. Het werk verzetten om dat doel te bereiken is dat minder. 

Resultaat? ‘Laaghangend fruit’. Wat eigenlijk betekent: wat kunnen we veranderen, zonder al te veel te moeten veranderen. In de praktijk komt dat neer op steeds meer individuele begeleidingsplannen. We passen het één en ander aan voor de enkeling die niet het reguliere traject kan lopen vanwege beperkingen (fysiek, mentaal, sociaal, huiselijk) en dan is het opgelost.

Alleen die enkeling blijkt steeds vaker geen enkeling meer te zijn. De corona pandemie en de effecten daarvan hebben een blijvend effect op de manier waarop studenten kunnen en willen deelnemen aan het onderwijs. Het legt tevens pijnlijk bloot wat studenten met beperkingen altijd al ervaren: onderwijs wordt uiteindelijk georganiseerd aan de hand van structuren en protocollen. En daar pas je in, of niet.

Hoe groot de wens of visie dus ook is ten aanzien van het centraal stellen van de mens, hoe groot de noodzaak voor die centralisering van de mens zich door de pandemie ook heeft laten zien, uiteindelijk wint nog steeds de angst (voor de moeite, de energie, de twijfel in het proces) die het kost om onderwijs écht passend te maken. 

Dus tijd voor hooghangend fruit. Schudden aan de boom. Want wat nou als studenten geen individuele plannen nodig hebben en het hele onderwijs georganiseerd wordt vanuit toegankelijkheid? Geen tientallen individuele plannen waar je van alles voor moet aanpassen in je reguliere dagelijkse onderwijs maar lessen waar iedereen goed aan kan mee doen?

Riddle me this: ‘What are we?’

“Dave?”

“Dave.”

“DAVE!”
“Dude! What the..!”
“Wake up! Someones coming.”
“For real?!”
“Yea yea, just keep it down. Don’t wake the others.”
“You think this will be it?”
“Pfff, it needs to be or I’m gone with the wind.”
“Oh man, I hope it’s a kid and we’ll go together.”
“Dave, I like you, you know that. You’re my best friend. But if I can go with Walter…”
“Are you still on this?”
“Hell yeah, have you smelled him?!”
“There’s no way around his smell…”
“Right! He must be HUGE”
“I’m sure he is.”
“Ugh, every night I dream of moving downwind with him and settling down together”
“Oh don’t remind me! You dream out loud, remember?”
“Right.”
“Now shut it and focus. It’s getting closer.”

“Are you hearing what I’m hearing?!”
“Definitely a positive on two adults and a kid.”
“Dave. I think it’s two kids… Wait… Yes, yes… TWO KIDS!”
“SHIT! You’re right! And they’re running! This could be it! It must be it!”
“Oh man. I am dying to move on my own”
“I know! So many springs wasted.”
“And with all those humans in lockdown…”
“Right, right. No kids playing outside.”
“But a change is coming my friend!”
“Yes I can feel it!”
“Wow, that change is actually coming real close now!”
“I love you man! It’s been a pleasure!
“Dave, you know what. I take it back. I don’t really need Walter. It would be amazing to move downwind with you.”

“Dave?”

“DAAAVEEE!”

‘Heb je toevallig ADD?’

Vraagt de man die mij inmiddels een tijdje op Instagram volgt. Het leek hem op te vallen dat ik stoeide met plannen en dat behoefde een verklaring. Direct typte ik mijn reactie met een volledige inkijk in mijn huidige situatie als antwoord op zijn vraag. Context ontbreekt tenslotte nogal eens op social media, dus waarom die niet bieden? Maar terwijl ik typte begreep ik steeds minder waarom ik mijn doodnormale situatie aan het uitleggen was. Ik stuurde die reactie uiteindelijk niet. Want er kwam een nieuwe vraag in mij op: hoe komt het dat deze man een verklaring zocht voor mijn gestoei anders dan: that’s just life?

Toch een stukje context dan in de vorm van een wiskundige som:

Moeder van puberende peuter +
Partner van werkende man +
Eigen baan in het onderwijs +
Studie ernaast aan het afronden +
Aankoop nieuw huis +
Verbouwing +
Oh ja, ook nog zwanger +
———— (gedeeld door)—————
Coronamaatregelen
= <vul antwoord in>

Hint: het is geen stoornis (hoewel daar niks mee zou zijn).

Mijn praktijkondersteuner noemt het depressieve klachten, de arbodienst een gevolg van een combinatie van ingrijpende live-events en mijn verloskundige een hormonaal mechanisme van het lichaam om de focus te verleggen.

Wat het is maakt in dat opzicht ook niet uit. Mijn hoofd werkte helemaal niet meer en ik heb hard geknokt de laatste maanden om nu op zo’n 40% te kunnen functioneren van wat ik gewend was. Maar niets hiervan was niet volledig logisch en, belangrijker nog, komt ontzettend veel voor. Zo’n ADD-vraag komt dan ook vooral voort uit het niet gewend zijn aan het zien en horen over ‘normale’ struggles. En dat valt de vrager niet eens kwalijk te nemen.

Op social media delen we doorgaans vooral de dingen die lukken in het leven. Ik kies ervoor om ook het stoeien te laten zien. Het mooie daarvan is dat anderen zich herkennen en normaler voelen – en het helpt mij verwerken en voelt als een eerlijker verhaal. Het lastige daarvan is dat wij inmiddels zo gewend zijn aan de succesverhalen, dat we het stoeien met het leven zijn gaan zien als iets slechts of enkel mogelijk als je een stoornis hebt. In plaats van het te zien voor wat echt is: noodzakelijk en normaal.

Natuurlijk is het goed dat je scherp bent op destructieve patronen. En een diagnose zoals bijvoorbeeld ADD kan iemand helpen om zichzelf beter te begrijpen en minder in dezelfde valkuilen te stappen. Maar dergelijke labels versterken ook het idee dat een mens zonder diagnose zorgeloos door het leven zou moeten kunnen wandelen zonder af en toe te stoeien.

Mijn verstuurde reactie was uiteindelijk een vraag om context. Want als ik niet wist waar de vraag vandaan kwam, hoe zou ik dan een bevredigend antwoord kunnen geven? En zo werkt het ook met labels. Om tot handvatten te komen die ook echt helpen is het nodig om te onderzoeken welke struggles er achter een vermoedelijke label zit. En dan kom je wellicht zelfs wel tot de conclusie dat dat labeltje uiteindelijk helemaal niet meer nodig is.

Tree pose

Vorig jaar schreef ik een stuk onderwijsvisie voor mijn studie. Dit jaar moest ik dat teruglezen en herzien. Dit stuk hoeft wat mij betreft niet herzien te worden.


Eens in de zoveel tijd duw ik mijzelf weer eens in een yogales, wetende dat het stilte-moment en voelen wat er echt in mijn lijf gebeurd altijd winst oplevert. Onze yogadocent heeft de gewoonte om met thema’s te werken. Een soort opdracht voor jezelf tijdens de les. Veelal voelen die opdrachten zweverig en abstract aan. Af en toe maakt ze deze heel praktisch en concreet. Op deze bewuste dag was ik van huis gevlucht om te ontsnappen aan mijn writers block in deze visie opdracht (lees hier gerust studie-ontwijkend gedrag) en een jengelde zoon van 1,5. Alsof the universe mijn knelpunt had opgemerkt belandde ik in een yogales die een verbinding wist te leggen en nieuwe inspiratie te ontketenen.

Bij de start van de les had de docent een introductie van het thema gedaan, voor mij op dat moment volledig zweverig en abstract: holisme. Ik zat ook helemaal niet te wachten op nog meer informatie en denkwerk, ik wilde even mijn gespannen bureaustoel-lijf stretchen en hoofd uitzetten. Maar terwijl ik in een tree pose met één been op de grond stond te wiebelen maakt ze het thema tastbaar en persoonlijk. ‘Als je niet stevig staat is dat geen probleem, sommige dagen lukt het beter dan andere. Gebruik het wiebelen om te kijken waar de disbalans vandaan komt. Slaap je goed of is je lijf moe? Ben je aan het piekeren en niet echt hier? Wat heb je gegeten, krijgt je lijf goede voedingsstoffen? Hoe voelt de mat onder je voeten, is het glad? Holisme is zien dat al die verschillende facetten onderdeel van het geheel zijn en allemaal een belangrijke rol spelen om stevig te kunnen staan’.

Onderweg naar huis nam ik het thema in mijn hoofd mee en viel er een kwartje. Waar ik holisme altijd had beschouwt als iets met plantjes, bloemetjes en bijtjes, werd mij in de tree pose duidelijk dat een holistische kijk universeel kan zijn. Sterker nog, ik begon voorzichtig te vermoeden dat ik een nogal holistisch-overtuigde kijk op onder andere het onderwijs had. Toen ik mijn vermoeden besprak met mijn studiecoördinator en collega’s bevestigde zij mijn holistische kijk en drive tot verbinding. Ik was praktisch zelf de verbinding.

Terwijl deze openbaring een plek zocht kwamen er steeds meer voorbeelden tot mij van momenten waarop deze holistische kijk in onderwijs overduidelijk werd. Zo vond ik het altijd verbazingwekkend dat docenten die al meer dan 5 jaar op dezelfde school werkten de conciërges en schoonmakers niet kende. Hun blik is meestal eerder naar buiten gekeerd, naar de beroepspraktijk, de plek waar de studenten uiteindelijk terecht komen. In de vernieuwing van het onderwijs komen dan ook vaak voorstellen naar boven om de beroepspraktijk meer te betrekken. Termen als hybride, blended, regioleren en boundary crossing zijn hot topic. Bijna nooit zijn er plannen (of zelfs motivatie) om de verbinding binnen de school te verstevigen, en dan bedoel ik niet enkel tussen docenten. Dat is mijn inziens niet eens alleen een gemiste kans. Het is een absolute bedreiging voor het succes van vernieuwing in het onderwijs.

Want neem nog maar eens die tree pose en het verhaal van de yogadocent voor je. Denken dat enkel en alleen docenten en professionals uit de praktijk (kracht en focus) bepalend zijn voor je succes (stevig staan) zorgt ervoor dat je je volledig blind staart op de invloed op dit succes vanuit andere intern betrokken partijen zoals conciërges (betrouwbare mat) en kantinemedewerkers (goede voeding). Een verbindende docent is voor mij een docent die zich bewust is van de eigen beperkte en gemeenschappelijke rol in de balans en het potentiële succes van het onderwijs. Vanuit deze kijk op onderwijs is integratie van generieke vakken in beroepsspecifieke vakken, en andersom, dan ook niet enkel en mogelijkheid die ad hoc wel eens benut kan worden, maar een basisbehoefte.

Als je boos bent over de Dam, dan begrijp je nog steeds niet hoe hoog de nood is

Het is dinsdag 2 juni.
De tweede dag van Keti-Koti maand, nationale herdenking van de slavernij.
De dag waarop de muziekindustrie kiest om mee te vechten: #theshowmustbepaused
De dag van de soldariteitsdemonstratie in mijn woonplaats Den Haag: #blacklivesmatter
De dag na de versoepeling van een lange periode strenge maatregelen.
De dag waarop breed verspreidde verontwaardiging heerst over de demonstratie op de Dam.

Er is al veel geschreven en gezegd.
Laat mij er toch dit aan toevoegen.

Die verontwaardiging die velen nu voelen over de grote samenkomst in tijden van Corona, is dezelfde verontwaardiging die je voelt bij onrustige protesten waarbij eigendommen worden vernield en personen in gevaar worden gebracht (iets met tractoren…).

Laat je echter niet verwarren door de rustige en vreedzame sfeer of woorden als ‘demonstratie’.
Wat zich gisteren op de Dam afspeelde was geen herdenking zoals die op 4 mei.
Wat zich gisteren op de Dam afspeelde was een protest.

De Dikke Vandale beschrijft het woord ‘Protest’ als volgt: ‘uiting van verzet’. Synoniemen: ongehoorzaamheid, tegenspraak, opstand, rebellie, recalcitrantie.

Als je boos bent over de Dam, dan begrijp je nog steeds niet hoe hoog de nood is.
Als je boos bent over de Dam, dan ben je jezelf niet (voldoende) aan het onderwijzen.
Als je boos bent over de Dam, dan werk je nog niet actief mee aan een anti-racistische samenleving.

Om die reden zal ik vanavond wel (met mondkapje en op 1,5m) aanwezig zijn bij het protest in Den Haag én mijn eigen platform gebruiken om te onderwijzen.

Gaat het confronterend zijn om te leren hoe onbewust je dagelijks bijdraagt aan een racistische samenleving? Absoluut.
Gaat het makkelijk en snel lukken om 400+ jaar aan racistische verhoudingen van ons af te schudden? Nee.
Steken we daarom maar de kop in het zand en hopen we dat ‘de discussie’ wel overwaait? Hell fucking no.

We got work to do
#enoughisenough

Leer ze geen zure appels te vermijden, leer ze alsjeblieft zure appels te eten

‘Schrijf een blog voor de toekomstige mbo-docent’. Dat was de opdracht. En die leek bijzonder simpel vergeleken met de andere portfolio-opdrachten van de studie Pedagogisch Didactisch Getuigschrift. Had je mij vier weken terug de keus gegeven tussen het schrijven van een blog of academische stukken als adviesrapporten en essays, dan was het vrij zeker dat ik de blog had gekozen. Nu denk ik daar wel anders over.

Talloze uren spendeerde ik aan het brainstormen over ideeën, teruglezen van mijn samenvattingen en schrijven van eerste aanzetjes. Op zoek naar antwoorden op vragen als: wat wil ik de toekomstige mbo-docent meegeven, wat maakt het vak mbo-docent bijzonder, wat is je impact als mbo-docent en wat maakt iemand een goede mbo-docent? Meer dan honderd antwoorden vond ik hierop. Het werd mij duidelijk dat de functie mbo-docent niet in één onderwerp was te vangen en ik liep vervolgens compleet vast door de belangrijkste schrijftip voor dit soort stukken: hou het bij één onderwerp.

Ik besloot het advies dat ik mijn studenten vaak geef zelf op te volgen: ‘If nothing changes, nothing changes. Je kunt niet een ander resultaat verwachten als je je aanpak of verwachting niet verandert. Neem even afstand en begin op andere wijze opnieuw als je je er niet meer boos om maakt’.

Een paar dagen later kwam er een vriendin spontaan op anderhalvemeter-bezoek. We bespraken quarantaine-getrouw onderwerpen als verlies van werk of thuiswerken, behoefte aan BBQ’s in de tuin en oplossingen tegen eenzaamheid. Toen vloeide het gesprek over naar onderwijs. ‘Ik hoop trouwens wel snel weer voor de klas te kunnen staan’ hoor ik haar zeggen. Ik denk aan de basisschool waar ze als freelancer werkte en vraag hoe ze het daar nu doen en hoe het gaat. We raken vervolgens aan de praat over de verschillen voor docenten op basisscholen, middelbare scholen, mbo’s, hbo’s en universiteiten. Waar we begonnen met de overtuiging dat elk type onderwijs om een ander type docent vraagt, komen we gaandeweg het gesprek tot de conclusie dat je werkelijk overal docent kunt zijn als je één specifieke oer-behoefte op een laag pitje kan zetten: aardig of cool gevonden willen worden.

Terwijl de vriendin alweer diep in het volgende onderwerp is gedoken blijft het gesprek over de functie van een docent bij mij nog doorwerken. Er schiet een scène uit de serie ‘Scorpion’ in mijn hoofd omhoog. In een van de afleveringen helpt Ralph, een hoogbegaafde jongen van 11, zonder dat hij dit doorheeft, een hacker in een online game bij geheime data te komen die daar verstopt zit. Wat volgt is een dodelijke aanslag van de hacker. Omdat alleen Ralph kan worden getraceerd wordt hij gearresteerd. Hij snapt niet wat er gebeurt en zijn moeder vraagt zich vooral terecht af hoe het komt dat een jongen van 11 in een dergelijk spel terecht kwam.

Wat blijkt, hoofdrolspeler Walter, ook hoogbegaafd en een soort vaderfiguur voor Ralph, wilde Ralph graag iets te doen geven waar hij echt door wordt uitgedaagd en plezier aan beleefd, in de hoop dat Ralph meer naar hem toe zou trekken. Hij liet Ralph daarom zien hoe je op de Dark Web programmeer-uitdagingen kon vinden. Dat de Dark Web geen plek voor kinderen is blijkt wel uit de geëscaleerde situatie. Walter realiseert zich aan het einde van de aflevering, als Ralph zijn onschuld is bewezen en de hacker opgepakt, dat hij in zijn wens aardig gevonden te worden vergat dat hij een opvoedkundige taak heeft als volwassene.

Dat gevoel van aardig gevonden willen worden is heel normaal. Als we kijken naar het jagers-verzamelaars tijdperk waar veel van onze diepgewortelde instincten zijn gevormd, valt op dat het van belang was dat je werd opgenomen in een groep. Zonder samenwerking was je namelijk niet zeker van eten, drinken en bescherming en was je kans op overleven minimaal. Je leven hing dus letterlijk af van geaccepteerd worden door een groep. Hoewel de samenleving nu zo is ingericht dat je ook als alleenstaande aan eten kan komen en veilig kan zijn, is die instinctieve drang om ergens bij te horen nog steeds onderbewust aanwezig.

Voor eenieder die voor het eerst voor de klas (of een groep) heeft gestaan is dit gevoel bekend. Maar ook als je niet voor een klas staat herken je dit wellicht. Denk maar aan de familiefilm ‘Meester Kees’, waarin Kees als jonge stagiair voor een basisschoolklas wordt gegooid als tijdelijke vervanging van de leerkracht die met een burn-out thuis zit. Als een antilope voor een groep leeuwen kijkt Kees angstig de stille klas in, beide in afwachting van een eerste indruk. Kees blijkt een meester te zijn in leren leuk maken en de klas gaat voor het eerst in tijden met plezier naar school. Dat is al mooi om te zien, hoewel de echte magie pas plaatsvindt wanneer hij ervoor kiest om een lastige les een lastige les te laten zijn, met als risico zijn coole imago te verliezen. Het aanvoelen wanneer de behoefte aan dat coole imago ondergeschikt moet zijn aan de les, dat is wat Kees uiteindelijk een krachtige en effectieve meester maakt.

Dat het noodzakelijk is dat een lastige les soms gewoon een lastige les moet zijn, onderschrijft Franse pedagoog en filosoof Philippe Meirieu in zijn boek ‘De plicht om weerstand te bieden’ (2019). Hij betoogt dat ‘weerstand ervaren, weerstand leren bieden aan verlangens en leren omgaan met weerstand van anderen’ fundamentele ervaringen zijn die in opvoeding en onderwijs moeten worden meegegeven. De kunst is volgens Meirieu niet te leren het leven met zo min mogelijk weerstand in te richten, maar juist te leren dat weerstand een voorwaarde is voor een volwassen levenshouding. In aanloop naar zijn conclusie richt Meirieu zich onder andere op de principes die we bijvoorbeeld terugzien in neuromarketing waarbij kennis uit de neurowetenschap wordt gebruikt om beïnvloedingstechnieken te construeren. Dit leidt tot onbewust consumentengedrag dat Stiegler (in Meirieu, 2019) bestempelt als ‘volledige afwezigheid van denken’.

Die ‘volledige afwezigheid van denken’ lijkt een staat te zijn die we steeds meer terugzien in adolescenten in de schoolbanken. Er is geen tijd geweest waarin de mens zoveel impulsen op zich af kreeg als in de huidige eeuw. Voor een volwassene is het met al die impulsen al pittig om rationele afwegingen te maken en voor zichzelf te denken. Laat staan voor een adolescent waarbij de prefrontale cortex (PFC, het hersengebied dat o.a. verantwoordelijk is voor impulsbeheersing) nog flink in ontwikkeling is. Neurocognitieve ontwikkelingspsychologe Eveline Crone stelt in haar boek ‘Het puberende brein’ (2018) dan ook dat de opvoeder en de docent als het ware (tijdelijk) de functie van de PFC overneemt, om deze vervolgens veilig te begeleiden bij het volgroeien van een sterk werkende eigen PFC.

Bij het ontbreken van deze noodzakelijke impulsbeheersing dreigt wat nu al de Snowflake-generatie wordt genoemd, een generatie die weinig tot geen weerstand hebben hoeven ervaren in hun opvoeding en tegelijkertijd grenzeloos toegang hebben tot alles. En je kunt het ze niet eens kwalijk nemen. Want in onze huidige wereld kun je alles on demand krijgen. Film kijken? Niet wachten tot vrijdag, geen reclames, niks. Gewoon nu aanzetten. Boek bestellen? Niet op de fiets naar de boekenwinkel om erachter te komen dat het boek is uitverkocht en een week moeten wachten. Gewoon nu bestellen, vanavond binnen. Als al je wensen zo vlekkeloos gaan, dan is het logisch dat je helemaal niet weet hoe je met de emotie die bij weerstand komt kijken moet omgaan.

Om af te sluiten keer ik terug bij Meirieu: ‘Elke keer dat wij als opvoeders en onderwijzers, een kind ontmoeten, moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen door situaties te scheppen waardoor zij in de wereld kunnen komen en hun vrijheid kunnen ontdekken’. In een wereld waarin kennis en contacten universeel via het wereldwijde web te verkrijgen zijn en er een continue stroom aan impulsen op ons afkomt, ligt de grootste taak van de 21-eeuwse mbo-docent in het leren omgaan met weerstand en impulsen. En dat kan enkel als je als docent niets gladstrijkt of met glitters versiert om de coole of aardige docent te zijn. Een zure appel moet gewoon een zure appel kunnen zijn, want ook na school zal je zure appels tegen gaan komen. Wees niet de docent die ze zure appels heeft leren vermijden, maar leer ze alsjeblieft zure appels te eten.

Quarantaine-tranen

Als je de eerste week na de geboorte van een baby hebt meegekregen ken je dit fenomeen: kraamtranen. Mocht je dit voor het eerst horen, het is geen alternatief woord voor krokodillentranen en ook geen netter woord voor iets wat je misschien helemaal niet wilt weten. Nee, kraamtranen zijn echte tranen die bij vrijwel alle vrouwen die zijn bevallen rond dezelfde dag komen, gemiddeld tussen de 3 en 5 dagen na de geboorte. We kennen die emotionele ontlading ook van het moment vlak voor en begin van de ongesteldheid. Hormoonlevels gaan schommelen en humeur en traanbuisjes schommelen vrolijk mee. Die grote verandering in hormoonhuishouding is ook precies wat die twee situaties gemeen hebben. Maar ontladingstranen komen niet alleen in combinatie met vrouwelijke hormoonschommelingen ben ik inmiddels achter.

Na bijna anderhalve week in quarantaine bereikte vrijwel iedereen die ik digitaal sprak een breekpunt. Nadat het duidelijk werd dat dit thuisblijf-feestje nog wel even zou gaan duren, begon de initiële stress van alle verandering er langzaam vanaf te glijden. Die 1,5 meter afstand ging nu redelijk automatisch, er was weer toiletpapier en video-verjaardagsfeestjes waren ondertussen de normaalste zaak van de wereld. Maar hoe stevig je ook in je schoenen leek te staan toen de wereld op zijn kop ging, je lijf stond al dik een week stijf van de adrenaline. En wat doet een lijf na zo’n piek? Juist. Ontladen.

Ook ik hield nauwelijks de hele dag een droog gezicht. Van wanhoop naar ontroering en weer terug ging ik door een jankende achtbaan. Elke emotie was een trigger en startschot voor mijn traanbuizen om de stuwdam open te gooien. En ik jankte werkelijk waar om alles. Mijn favoriete dagboekpen rolt van het nachtkastje achter het niet te verplaatsen bed. Janken. Humberto die subtiel de presentatie overneemt als Matthijs vol schiet in de uitzending over Nouri en geen woord meer kan uitbrengen. Janken. Bliksem McQueen die er in de laatste minuten van de film Cars voor kiest om niet de winst te pakken maar de gecrashte concurrentie ophaalt en de finish over duwt. Janken. Mijn zoon die de letter S onder controle krijgt en trots door het huis marcheert terwijl hij het woord ‘plas’ 50 keer herhaald. Janken. Janken, janken, janken.

Een lekker potje janken doet overigens precies wat het moet doen. Na één dag onvrijwillig Niagara Falls te hebben nagebootst en een goede lange nacht te hebben slapen, was ik er weer. Mijn gedachten waren weer helder, de hoop dat alles wel goed komt was terug en ik had zowaar zin om er een leuke en nuttige tijd van te maken. Met hernieuwde energie kwam ik weer tot leven. Dan zijn die quarantaine-tranen toch nog ergens goed voor geweest dacht ik zo.