Meneer Rademakers 

7 min leestijd – 

‘Laat het leven niet achter’, klonk het mompelend. Ze keek op van de Sudoku waar ze al een half uur naar aan het staren was en zag zijn grijzige verstarde verschijning. Zijn gezicht verweerd door de jaren, wangen alsof leeggezogen en de uitgedroogde huid die over was gebleven aan de verliezende hand van zwaartekracht. Zijn ogen waren ooit blauw maar die leken de laatste tijd geen kleur meer te kunnen geven. Ze waren nog steeds gericht op het raam waar hij vanaf die plek bijna zeker niets doorheen kon zien. De staar die hij vasthield had ook niets weg van het kijken naar een schouwspel op de parkeerplaats. Het was meer alsof hij naar een film aan het kijken was maar niet weg durfde te kijken om zo niets te missen. Hij herhaalde het nog een keer. ‘Laat het leven niet achter’. Nu duidelijker te horen, alsof zijn stem even nodig had gehad om op sterkte te komen. Hij had al jaren niets gezegd. Laat staan dat hij wist wie zij was. Zijn dagen waren lang, stil en eenzaam. Behalve als zij er was. Dan veranderde dat laatste heel eventjes. Lang en stil was het altijd.

Toen de alzheimer zijn intrede deed vergat hij wel steeds meer, maar het bleef een bijdehante man met een sterke eigen mening die weinig stil zat. In het begin begreep hij erg goed wat er gebeurde en konden ze er samen over praten. Hij zorgde er zelfs voor dat er om gelachen kon worden. De laatste keer dat ze met zijn allen uit eten waren lagen ze nog schaterlachend en huilend over de tafel omdat hij de éne na de andere grap maakte over de onheilspellende aftakeling die hem te wachten stond. Hij had genoeg geleefd en meegemaakt zei hij tenslotte, wat valt er dan te treuren? ‘Jullie zijn er straks nog en kunnen wél alles goed herinneren, dat is toch het belangrijkste?’ had hij iedereen op het hart gedrukt. Nog nooit eerder was ze zo in de war geweest. Was het zelfbescherming en was hij in werkelijkheid banger dan hij leek? Of probeerde hij niet zichzelf maar juist ons gerust te stellen? Ze snapte er niks van, nog steeds niet, maar er was in ieder geval gesprek mogelijk. Dat leek tot een minuut geleden volledig verleden tijd.

‘Wat bedoeld u daarmee, meneer Rademakers?’ vroeg ze voorzichtig. Ook al verwachtte ze geen reactie wilde ze hem niet te direct benaderen, bang dat hij weer dicht zou klappen. ‘Nou, precies zoals ik het zeg Jannie!’ klonk het nogal fel terug. Haar ogen sprongen open. Hoorde ze dat goed? Het was een opmerkelijk antwoord. Niet alleen omdat hij al twee, of misschien inmiddels wel drie jaar, geen woord had gesproken, maar ook omdat zijn reactievermogen normaliter onvoorstelbaar traag is. Zo moeten de zusters van het verzorgingstehuis echt engelen geduld hebben om hem aan het eten te krijgen. Vaak met meerdere malen uitleggen hoe hij een vork moet gebruiken. Deze reactie kwam echter niet alleen verbaal maar ook nog eens sneller dan het licht. En dat was nog niet het meest bizarre. Ze heette helemaal geen Jannie. Zo heette haar moeder.

Een jaar geleden overleed haar moeder plots na een acute hartstilstand. Helemaal plots was het voor haar eigenlijk helemaal niet. De hartaanval zag ze dan wel niet aankomen, maar dat haar moeder de grip op haar leven verloor terwijl haar man langzaamaan veranderde in een kind was overduidelijk. Haar vader was toen al in zo’n ver gevorderd stadium dat hij zijn vrouw niet meer herkende. Het leek hem dan ook niet op te vallen dat ze ineens niet meer langskwam.

Even twijfelde ze om uit te leggen dat ze Jannie niet was, maar bedacht zich op het laatste moment en besloot het gesprek als haar moeder voort te zetten. Ze sloot haar ogen en probeerde te bedenken hoe ze het beste in de rol van Jannie kon stappen. Haar ouders hadden vroeger altijd verhitte discussies. Het liep nooit echt uit op ruzie, daarvoor hadden ze te veel respect en liefde voor elkaar, maar je kon niet zeggen dat ze niet het onderste uit de kan haalde om hun gelijk te krijgen. Ze haalde diep adem en zette een norsere stem op. ‘Verdomme Kees, wees dan ook eens duidelijk!’. Haar hart klopte in haar keel. Warmte leek van haar nek op te stijgen naar haar wangen. Haar adem versnelde. Had ze dit echt tegen haar vader gezegd? Wat een ontzettend dom idee! Het bleef even stil, te lang naar haar zin. Ze had toch ook gewoon stil kunnen blijven? Moest dit nou echt? Haar maag kroop ineen en ze durfde hem niet aan te kijken. ‘Haha, zo ken ik je weer!’. Ze keek geschrokken op en zag haar vader lachen. ‘Ja, waar was je nou al die tijd Jannie?’. Hoezo waar was je? Je bedoeld dood? Waarom is dat grappig? De laatste keer dat ze haar vader sprak was hij nog bij kennis en had hij haar ook al in de war gemaakt. Dit leek dezelfde kant op te gaan. ‘Ik ben toch gewoon hier geweest’, reageerde ze. Hij schudde woest zijn hoofd. ‘Nee, nee. Ik bedoel niet letterlijk hier natuurlijk, figuurlijk. Waar was die Jannie waar ik mee trouwde?’ — ‘Hoe bedoel je?’ — ‘Ja zeg, doe nou niet alsof er niks aan de hand is. Ik ken je langer dan vandaag. We hadden toch een afspraak? Ik zou aftakelen, jij zou opklimmen. Je zou je niet aan mijn ondergang ook ten onder laten gaan. Deal is een deal Jannie, je maakt me zo verdrietig’.

‘Jeuzus christus’ zei ze totaal ontdaan terwijl ze opstond, dit keer niet in de rol van haar moeder. De sudoku en pen die op haar schoot lagen vielen op de grond. Ze was al helemaal vergeten dat die daar lagen. Maakt ook niks uit nu. Wat zei hij nou? We hadden een afspraak? Hadden haar ouders voordat hij niet meer voor rede vatbaar was iets afgesproken? Ze draaide zich om en zag dat hij niet meer naar het raam keek maar zijn ineens levendige ogen die van haar hadden gevonden. Ze schrok van zijn blik. Het was alsof je een pop aan de achterkant had aangedraaid en het voorheen levenloze ding ineens spookachtig tot leven kwam. Ze wankelde een beetje en draaide zich om, weg van zijn blik.

Laat het leven niet achter. Laat het leven niet achter. Had haar moeder in zijn ogen het leven achtergelaten? Ze dacht terug aan de tijd die haar moeder doorbracht in het verzorgingstehuis. Dat was bijna elke dag geweest. Ze bleef soms wel eens stiekem nachten slapen, alhoewel ze niet echt goed leek te slapen. Toen hij stopte met praten leek ze met de dag ouder te worden. Met haar zus had ze wel eens geprobeerd hun moeder mee te slepen naar een terrasje of voor een wandeling, maar dat weigerde ze. Ook de adviezen om eens wat leuks met vriendinnen of buren te doen werden afgeslagen. Laat het leven niet achter. Zou haar vader hebben gewild dat ze hem had gelaten? Dat ze een soort tweede leven ‘na’ haar vader zou starten? Zij was tenslotte pas midden 60 toentertijd. Zou haar moeder nog hebben geleefd als ze zich aan hun ‘afspraak’ hadden gehouden? Nee, nee.. zo moet je niet denken corrigeerde ze zich. En welk mens kan nou zo ineens afstand nemen als je praktisch je hele leven al bij elkaar bent? Maar toch. Het is niet alsof haar vader zich er überhaupt iets van zou hebben meegekregen.

Ze verzamelde wat moed en draaide zich om: ‘Dus ik moet je gewoon hier achterlaten en vergeten?’ — ‘Je hoeft me niet te vergeten, maar ik vergeet jou wel, dus voor mij hoef je hier niet te zijn’ — ‘Maar dat is waanzin!’ — ‘Misschien. Maar neem het van me aan alsof het mijn laatste cadeau is. Het is het allerlaatste wat ik je kan geven. De rest van je leven… ik geef je de rest van je leven’. Ze wreef met haar handen in haar ogen en dacht na over wat hij zei. Ze kon moeilijk verder met hem in discussie gaan. Hij maakte een goed punt en leek er voor de volle 100% achter te staan. Waarom had haar moeder zijn cadeau niet aangenomen? Ze keek op en zag dat hij weer naar het raam gedraaid was en zijn ogen leken weer vast te zitten in een staar. Hij zat exact zoals hij voor het gesprek al een paar uur had gezeten. Alsof er niets gebeurd was.

Ze raapt de sudoku en pen van de grond, ruimt de tafel op, trekt haar jas aan en verlaat de kamer met dezelfde uitspraak die ze elke dag gebruikte bij het weg gaan: ‘ik ben even een boodschap doen!’. Buiten was het inmiddels gaan regenen. Vanochtend was het bloedheet en broeierig en al lopend door de regen rook ze de regen op het warme asfalt. Eenmaal in de auto pakt ze haar telefoon uit het dashboard kastje. ‘Zal ik morgen komen ontbijten en Noah en Bram naar school brengen?’. Verstuurd. Nieuwe sms ontvangen: ‘MEEN JE DIT? Heel leuk. En pap dan?’ — ‘Die is er de dag erna ook wel weer. Ik moet het leven niet achterlaten’. Verstuurd. Nieuwe sms ontvangen: ‘Zo is het! We zien je morgen Deb. De kinderen kunnen nu al niet wachten! x’. Ze legt de telefoon weg, klikt een blikje cola open die nog ergens tussen de rest van de rommel in de auto lag, neemt een grote slok en laat zich dieper in de stoel wegzakken terwijl het koolzuur in haar mond prikkelt. Ze ademt nog een keer diep in en luistert naar de regendruppel die op het dak tikken. Laat het leven niet achter. Laat het leven niet achter. Nee, dacht ze. Dat zal ze niet meer doen.

0 reacties